Terug naar de hoofdpagina uitwerkingen
Uitwerkingen les 4
Opgave 1
Zie figuur hieronder:
Uitleg bij het figuur:
- De stippelstreep markeert de grens naar moleculen die H-bruggen kunnen vormen (accepteren en doneren).
- $H_2O$ is het meest polair.
- Indien de verhouding NO/CH hoger is, dan is het molecuul polairder.
- Stoffen die (deels) ioniseren zijn weer polairder.
Dus:
Links van de stippellijn:
Langste CH keten is het meest polair: $C_{18}H_{38}$
Daarna $C_{6}H_{14}$ (korter).
Benzeen heeft 3 dubbele bindingen en cyclohexeen 1. De regel is: hoe meer dubbele bindingen des te minder apolair. Benzeen komt dus eerst, gevolgd door cyclohexeen.
1-chloorhexaan en diethylether: C-O binding is polairder dan C-Cl binding (electronegativiteit). Bovendien heeft 1-chloorhexaan verhoudingsgewijs meer CH. (1-chloorhexaan -> $C_6H_{11}$ en diethylether $C_4H_{10}$). 1-chloorhexaan is dus apolairder en komt eerst, gevolgd door diethylether.
Rechts van de stippellijn:
Eerst ethanol: ioniseert niet en laagste verhouding NO/CH.
Daarna acetamide: ioniseert niet, hogere verhouding NO/CH t.o.v. ethanol
Daarna azijnzuur: ioniseert gedeeltelijk, heeft daardoor lading en is daardoor polairder.
Opgave 2
a. Size Exclusion Chromatography (SEC) (gel filtratie)
b. Partition reversed phase
c. Adsorptie/partition
d. Gel permeation chromatography (GPC)
e. Ion-exchange chromatography (IEC)
f. Hydrophobic interaction chromatography (HIC)
Opgave 3
opgave a
Reverse phase (RP) kolom want de componenten zijn apolair door de benzeenringen. Een RP kolom remt de apolaire componenten.
opgave b
Mengsels:
- $CH_3OH/H_2O = 35 : 65$
- $CH_3OH/H_2O = 20 : 80$
Te voorspellen valt dat een mengsel $CH_3OH/H_2O = 20 : 80$ een grotere k’ oplevert op een RP kolom. De mobiele fase is immers polairder dan voor $CH_3OH/H_2O = 35 : 65$.
Het polariteitsverschil tussen de mobiele fase en de stationaire fase is groter voor $CH_3OH/H_2O = 20 : 80$ als mobiele fase dan voor $CH_3OH/H_2O = 35 : 65$ als mobiele fase.
De selectiviteit (scheiden van de twee stoffen op de kolom) van het fasensysteem is bij het rechter chromatogram dus hoger. Te zien is dat ook de k’-waarden hoger liggen (zie x-as) en de componenten iets beter gescheiden zijn (al zijn ze nog niet goed gescheiden).
Opgave 4
opgave a
100% methode
Zie ook de Excel file
Stof | Oppervlak | Perc. in % |
---|---|---|
Alanine | 505 | 40,9 |
Leucine | 442 | 35,8 |
Proline | 287 | 23,3 |
Totaal | 1234 | 100,0 |
opgave b
Externe standaard methode
Zie ook de Excel file
Naam | Oppervlak monster (mm^2) | Oppervlak standaard (mm^2) | Massa standaard (mg) | Massa monster (mg) |
---|---|---|---|---|
Alanine | 505 | 234 | 10,7 | 23,1 |
Leucine | 442 | 304 | 14,6 | 21,2 |
Proline | 287 | 290 | 12,5 | 12,4 |
Opgave 5
opgave a
Op een reverse phase kolom (RP). Uracil is zeer polair. Zie de structuur van Uracil. In het chromatogram is duidelijk te zien dat Uracil de kortste retentietijd heeft.
opgave b
- langere kolom (er is echter een kwadratische relatie tot de lengte van de kolom en de resolutie)
- kleinere deeltjes (langere route SF)
- lagere flow (meer tijd voor uitwisseling)
- hogere SF belading (langere route SF)
- meer $H_2O$ in MF (groter verschil in polariteit tussen MF en SF).
- SF apolairder (groter verschil in polariteit tussen MF en SF).